27-10-2025: Advies bedrijfsarts wordt leidend bij re-integratietoets

Het conceptvoorstel voor de ‘Wet wijziging toets op re-integratie-inspanningen en WIA-voorschotregeling’ is gepubliceerd. Het wetsvoorstel bevat regels voor de toets op het re-integratieverslag (RIV-toets) en de kwijtschelding van WIA-voorschotten.

Het wetsvoorstel werd eerder dit jaar al aangekondigd en komt dus niet uit de lucht vallen. De eerste maatregel is gericht op de RIV-toets, waarbij UWV kijkt of de werkgever zich op de juiste manier heeft ingezet voor de re-integratie van een arbeidsongeschikte werknemer. Bij onvoldoende inspanningen riskeert de werkgever maximaal een jaar langer het loon te moeten doorbetalen, de zogenoemde loonsanctie. De wijziging uit het wetsvoorstel houdt in dat het medisch advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de zieke werknemer leidend wordt bij de RIV-toets. Nu nog kan een verschil van inzicht tussen de verzekeringsarts van UWV en de bedrijfsarts over de belastbaarheid leiden tot een loonsanctie, terwijl dit buiten de ‘invloedsfeer’ van de werkgever ligt. Het wetsvoorstel moet daar per 2028 een einde aan maken. Dit geeft werkgevers meer zekerheid, verlaagt het aantal loonsancties en beperkt de werkdruk van verzekeringsartsen enigszins. Wel zal de WIA-instroom iets toenemen.

Wijziging RIV-toets geldt voor álle ziektegevallen

Recente prognoses wijzen uit dat de achterstanden van UWV bij de sociaal-medische beoordelingen nog harder gaan oplopen. Daarom gaat de wetswijziging per 1 januari 2028 direct gelden voor álle ziekmeldingen. Dus niet alleen voor personen die vanaf dan hun eerste ziektedag hebben. Het wetsvoorstel heeft daardoor al twee jaar eerder effect, gezien de tweejaarstermijn bij ziekte. Overigens is deze maatregel enkele jaren geleden ook al in een wetsvoorstel gegoten, maar de minister besloot toen in afwachting van de OCTAS-adviezen het voorstel in te trekken. Inmiddels heeft de OCTAS geadviseerd de maatregel alsnog in te voeren. Daar geeft het kabinet gehoor aan.

Geen terugvordering van WIA-voorschotten

De tweede maatregel gaat over terugvordering van WIA-voorschotten. Vanwege de lange wachttijden bij de WIA-claimbeoordelingen ontvangen mensen een voorschot op hun WIA-uitkering. Om mensen niet in de financiële problemen te laten komen als later blijkt dat zij een voorschot (gedeeltelijk) moeten terugbetalen, mag UWV momenteel terugvorderingen kwijtschelden. Dit is echter ‘tegenwettelijk’ beleid. De verwachting is dat de achterstanden de komende jaren blijven. Het demissionaire kabinet wil daarom een wettelijke grondslag creëren voor het huidige terugvorderbeleid. Dit geeft meer zekerheid aan werknemers en werkgevers. De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2027. Ondertussen zal er hard worden gewerkt aan oplossingen voor de achterstanden, zodat er geen voorschotten en kwijtscheldingen van voorschotten meer nodig zijn.

Eigenrisicodrager draait niet op voor kosten

Aanvullend wordt geregeld dat werkgevers die eigenrisicodrager zijn, niet langer het risico dragen van de voorschotbetaling. Voorschotten worden niet langer aan hen toegerekend en op hen verhaald, als UWV een voorschot aan een (ex-)werknemer heeft betaald. De eigenrisicodrager kan nog wel zelf de keuze maken om het voorschot aan een (ex-)werknemer namens UWV te betalen.

Bron: RendementOnline

20-10-2025: Kabinet: géén vakantieopbouw bij slapend dienstverband

Een werknemer met een slapend dienstverband heeft recht op opbouw én uitbetaling van vakantiedagen. Dat oordeelde Rechtbank Gelderland onlangs. Het demissionaire kabinet kan zich niet vinden in die uitspraak, blijkt uit antwoorden op Kamervragen.

In de Nederlandse wet staat dat werknemers alleen vakantiedagen opbouwen over dagen waarop zij recht op loon hebben. Dit wetsartikel is echter in strijd met Europees recht, oordeelde Rechtbank Gelderland. Als er een conflict is tussen nationale regels en Europese regels over vakantie, moet de nationale rechter die nationale regels opzijzetten en de Europese regels toepassen.

Slapers kunnen contractbeëindiging eisen

Een ‘slapende’ werknemer bouwt dan ook gewoon vakantiedagen op, verduidelijkte de kantonrechter. Slapers hebben bij contractbeëindiging – wat ze in principe kunnen eisen – dus ook recht op uitbetaling van de wettelijke vakantiedagen over hun slapende jaren. Bij een slapend dienstverband gaat het om een werknemer die na twee jaar ziekte in dienst wordt gehouden, maar niet meer werkt en geen loon meer ontvangt.

Nederlandse wet niet in strijd met Europees recht

Naar aanleiding van de uitspraak zijn er Kamervragen gesteld aan demissionair minister Paul van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Volgens de minister is het Nederlandse wetsartikel niet in strijd met Europese regels en rechtspraak en stopt de vakantieopbouw dus ‘gewoon’ na het eindigen van de loondoorbetalingsplicht bij ziekte (doorgaans na 104 weken), ook als de werknemer slapend in dienst blijft. De minister benadrukt dat de uitspraak van de kantonrechter vooralsnog op zichzelf staat en onvoldoende concrete aanknopingspunten biedt om te concluderen dat de Nederlandse wet niet in lijn is met het Europees recht. Het kabinet is dan ook (nog) niet van plan om de wet aan te passen.

Compensatieregeling voor betaalde transitievergoedingen

Op LinkedIn zetten juridische experts hun vraagtekens bij dit standpunt van het kabinet. Het laatste woord is in elk geval nog niet gezegd over de kwestie, zo lijkt het. Werkgevers kunnen het zekere voor het onzekere nemen door de opbouw en uitbetaling van vakantiedagen na twee jaar ziekte wel toe te kennen, om zo achteraf niet met hoge(re) kosten te worden geconfronteerd. Daarnaast kan het raadzaam zijn om dienstverbanden na het verstrijken van de loondoorbetalingsplicht bij ziekte niet slapend te houden, om zo betaling van de transitievergoeding te ontlopen. Er bestaat immers een compensatieregeling voor betaalde transitievergoedingen. Wel wil het kabinet de transitievergoeding bij ontslag wegens langdurige ziekte in de toekomst alleen nog maar uitkeren aan kleine werkgevers. Het is de vraag of het zover komt. De Raad van State adviseert om de transitievergoeding voor dit ontslag helemaal af te schaffen.

Bron: RendementOnline

7-10-2025: Wanneer mag de werkgever testen op drugs en alcohol?

Het tijdens werktijd testen van werknemers op alcohol, drugs en geneesmiddelen is alleen toegestaan als er voor een bepaald beroep specifieke wetgeving geldt. In de meeste gevallen is het verboden, zo laat de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) weten.

Werkgevers kunnen verschillende redenen hebben om hun werknemers te willen testen op het gebruik van alcohol, drugs of geneesmiddelen. Bijvoorbeeld omdat zij de veiligheid op de werkvloer willen waarborgen of ervoor willen zorgen dat de werkzaamheden op een goede manier worden uitgevoerd. Bij het afnemen van deze tests maakt een werkgever echter inbreuk op de privacy van een werknemer. Het uitvoeren van alcohol-, drugs- of geneesmiddelentests mag daarom alleen als dit in de wet is opgenomen.

Test alleen voor bepaalde beroepen toegestaan

Op dit moment is het afnemen van tests alleen toegestaan voor bepaalde beroepen op basis van de Scheepvaartwet, Spoorwegwet, de Wet lokaal spoor en de Wet luchtvaart. In het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer staat precies welke tests zijn toegestaan voor welke beroepsgroepen en wie er bevoegd zijn om deze tests af te nemen, bijvoorbeeld een arts of verpleegkundige.

Alleen bij wettelijke uitzondering testen

Valt een organisatie niet onder één van deze wetten, dan is het afnemen van alcohol-, drugs- en geneesmiddelentests niet toegestaan, zo verduidelijkt de AP. Er zijn natuurlijk meer beroepen waarbij de veiligheid in gevaar kan komen door werknemers die onder invloed van alcohol, drugs of geneesmiddelen werken. De AP wijst erop dat het aan de wetgever is om deze beroepen dan als uitzondering in de wet op te nemen. Zolang dit niet gebeurt, mag de werkgever voor deze beroepen geen tests afnemen.

Voorwaarden voor afnemen test

Geldt voor een organisatie wél een wettelijke uitzondering waardoor het is toegestaan om werknemers te testen, dan moet de werkgever zich nog steeds aan een aantal voorwaarden houden. Zo mag hij niet zomaar alle werknemers testen, niet meer persoonsgegevens verzamelen dan hij nodig heeft en moet hij de verkregen gegevens goed beveiligen (tool).

Voorlopig geen wijziging in de wetgeving

De inmiddels demissionaire staatssecretaris Nobel van Participatie en Integratie heeft dit jaar in een Kamerbrief laten weten dat hij geen aanleiding ziet om de wetgeving te wijzigen. Uit onderzoek blijkt dat er geen sluitend bewijs is dat testen op alcohol en drugs veiligheidswinst oplevert. De veiligheidsproblemen door alcohol en drugs zouden ook zeer beperkt zijn. Vooral grotere werkgevers rapporteren ervaring met alcohol en drugs bij werknemers, en met name werkgevers die gebruikmaken van tijdelijke inhuur. Een onderscheid maken in het testbeleid tussen personeel dat wordt ingehuurd en ander personeel lijkt echter niet wenselijk en wettelijk niet mogelijk. Na de Kamerbrief is er vanuit de praktijk en door een rechter  nogmaals gepleit voor een uitbreiding van de wettelijke mogelijkheden om te testen, maar voorlopig verandert er niets.

Bron: RendementOnline

2-10-2025: Raad van State adviseert afschaffing transitievergoeding

Het kabinet wil de compensatie van de transitievergoeding bij ontslag wegens langdurige ziekte alleen nog maar uitkeren aan kleine werkgevers. De Raad van State adviseert echter om de transitievergoeding voor dit ontslag helemaal af te schaffen.

De voorgenomen beperking van de compensatieregeling (artikel) leidt ertoe dat in ongeveer 80% van de gevallen de kosten van de transitievergoeding weer voor rekening komen van de werkgever. Die werkgever zal er dan, zo redeneert de Raad van State , eerder voor kiezen om de dienstverbanden van langdurig zieken slapend te houden. Dat betekent dat een werknemer na twee jaar ziekte in dienst blijft, maar geen loon meer ontvangt. De compensatieregeling was juist ingevoerd om dat te voorkomen.

Transitievergoeding schiet doel voorbij

Ook is het de vraag of de bedoeling van de transitievergoeding, namelijk compensatie van het verlies aan inkomsten en het faciliteren van de zoektocht naar ander werk, bij langdurig arbeidsongeschikten wel tot hun recht komt. De werkgever heeft meestal al twee jaar loon doorbetaald en tijdens deze periode re-integratie-inspanningen verricht. Een transitie naar een nieuwe baan is vaak niet of in beperkte mate aan de orde. Ook is er vaak een vangnet, in de vorm van een WIA-uitkering. Hierdoor heeft de transitievergoeding bij langdurige ziekte volgens de Raad van State vooral het karakter van een extraatje. Het schrappen van de compensatie kan werkgevers ook nog eens terughoudender maken om een vast contract aan te bieden. Dit zal vervolgens vooral kwetsbare werkenden raken. 

Geen oplossing voor hoge werkgeverslasten

De Raad van State komt tot de conclusie dat de compensatieregeling geen structurele oplossing is voor de onderliggende problematiek van hoge werkgeverlasten bij langdurige ziekte van de werknemer. Het is daarom beter om de verplichting aan langdurig zieken een transitievergoeding te betalen, te schrappen. Het (demissionaire) kabinet is niet verplicht om dit advies over te nemen. Maar de vraag is wel wat er nu met het wetsvoorstel gaat gebeuren, nadat eerder ook al juristenverenigingen kritisch waren. 

Bron: RendementOnline

19-9-2025: RVU-vrijstelling structureel en aangepast per 2026

In het wetsvoorstel Belastingplan 2026 heeft het demissionaire kabinet voorgesteld om de drempelvrijstelling voor een regeling voor vervroegde uittreding (RVU) voort te zetten per 1 januari 2026. Daarbij mag het maandelijkse vrijstellingsbedrag in bijzondere gevallen worden verhoogd, en stijgt het tarief van de pseudo-eindheffing op uitkeringen boven de vrijstellingsgrens geleidelijk.

In het Pensioenakkoord van 2019 is de tijdelijke drempelvrijstelling voor regelingen voor vervroegde uittreding (RVU) afgesproken. Sinds 2021 kunnen werknemers tot drie jaar vóór hun AOW-leeftijd stoppen met werken terwijl ze daarbij een uitkering ontvangen, zonder dat de werkgever hierover altijd (volledig) de hoge pseudo-eindheffing van 52% hoeft te betalen. Dit vergemakkelijkt eerder pensioneren. 

Uitloop naar 2028 voor bestaande RVU’s

Pas als de uitkering hoger is dan de RVU-drempelvrijstelling (€ 2.273 per maand in 2025), is de werkgever over het meerdere 52% pseudo-eindheffing verschuldigd. Is de RVU eerder ingegaan dan binnen de 36 maanden vóór de AOW-leeftijd, dan is de werkgever over de uitkering tot aan die grens 52% pseudo-eindheffing verschuldigd over de uitkering. Deze pseudo-eindheffing is de werkgever verschuldigd naast de reguliere loonheffingen. De regeling loopt af op 31 december 2025, met een uitloop naar 2028 voor op 31 december 2025 bestaande RVU’s. In oktober 2024 heeft het kabinet met de sociale partners afgesproken de RVU-drempelvrijstelling permanent te maken, specifiek voor mensen met zwaar werk. Deze afspraak is nu omgezet in een voorgestelde wetswijziging. 

Aanpassingen in de RVU-regelgeving

In het Belastingplan is nu voorgesteld om de RVU voort te zetten per 1 januari 2026. Deze wordt dan structureel, er is dan dus geen einddatum meer. Om een RVU toegankelijker te maken voor werknemers met een laag inkomen of weinig aanvullend pensioen, wordt voorgesteld het huidige drempelbedrag te verhogen met € 300 bruto per maand. Daarnaast wordt het tarief van de pseudo-eindheffing (artikel) geleidelijk verhoogd: 57,7% in 2026, 64% in 2027 en 65% in 2028. Ook wordt er een bepaling toegevoegd voor evaluatie en monitoring van de regeling. Daarnaast worden er enkele technische verbeteringen in de wettekst aangebracht.

Bron: RendementOnline

2-9-2025: Ook vakantieopbouw bij slapend dienstverband

Een zieke werknemer bouwt ook vakantiedagen op tijdens een slapend dienstverband. De werkgever moet bij de opname van die vakantie-uren het loon van de werknemer doorbetalen, ook al is de loondoorbetalingsverplichting gestopt.

Een werkgever kan ervoor kiezen om een werknemer na twee jaar ziekte in dienst te houden, het zogenoemde slapend dienstverband. De loondoorbetalingsplicht eindigt dan, maar de werknemer houdt wel een arbeidsovereenkomst met de organisatie. Werkgevers doen dit om betaling van de transitievergoeding te ontlopen, al bestaat er een compensatieregeling voor betaalde transitievergoedingen.

Nederlandse wet buiten toepassing

In de Nederlandse wet (artikel 7:634 lid 1 BW) staat dat werknemers alleen vakantiedagen opbouwen over dagen waarop zij recht op loon hebben. Dit wetsartikel is echter in strijd met Europees recht. In het Max Planck-arrest heeft het Hof van Justitie van de EU onder meer bepaald dat – als een nationaal wetsartikel niet verenigbaar is met Richtlijn 2003/88/EG  – de rechter het nationale wetsartikel buiten toepassing mag laten. In deze richtlijn staan ook Europese minimumafspraken over vakantiedagen.

Geen werk, wel vakantie

In deze zaak ging het om een zieke werknemer, met een slapend dienstverband. Na het einde van zijn wachttijd, per 1 maart 2024 had hij geen recht meer op loon en verrichtte ook geen werkzaamheden meer. De arbeidsovereenkomst eindigde per 12 augustus 2025. De rechter oordeelde dat de werkgever bij de eindafrekening in principe óók de vakantiedagen moet uitbetalen die zijn opgebouwd tussen 1 maart 2024 en 12 augustus 2025. In deze zaak vorderde de werknemer enkel uitbetaling van de vakantiedagen tot 1 juli 2025, waardoor de toewijzing van de vordering daartoe beperkt bleef.

Onterecht vakantiedagen ingehouden

Daarnaast had de werkgever vakantie-uren afgeschreven die de werknemer tijdens ziekte had opgenomen. Aangezien de werknemer niet had ingestemd (tool) met het afschrijven van die vakantiedagen moest de werkgever ook die uitbetalen.
Rechtbank Gelderland, 12 augustus 2025, ECLI (verkort): 7054 

Bron: RendementOnline

31-7-2025: UWV mag per 1 september 2025 de 60-plusmaatregel uitvoeren

Per 1 september 2025 keert de 60-plusmaatregel voor WIA-beoordelingen terug. Dat meldt UWV. De regeling zorgt ervoor dat de instantie meer WIA-beoordelingen kan uitvoeren, maar heeft voor werkgevers en werknemers ook nog enkele andere voordelen.

Demissionair minister Van Hijum van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) kondigde vorige maand al aan de 60-plusmaatregel opnieuw te willen invoeren. Omdat de Tweede Kamer nu heeft ingestemd met de begroting van SZW, geeft UWV aan dat het de 60-plusmaatregel per 1 september 2025 mag uitvoeren. De regeling geldt voor twee jaar, tot en met 31 augustus 2027. De eerste keer gold de regeling van 1 oktober 2022 tot en met 31 december 2024.

Alleen als wachttijd WIA niet vóór 1 september 2025 eindigt

De 60-plusmaatregel houdt in dat bij de beoordeling van het recht op een WIA-uitkering in principe alleen een arbeidsdeskundige betrokken is, en niet ook een verzekeringsarts. Deze vereenvoudigde WIA-claimbeoordeling is een keuzemogelijkheid voor de werkgever en werknemer, en dus niet verplicht. Een reguliere beoordeling door een arbeidsdeskundige én verzekeringsarts blijft mogelijk. Ter voorbereiding vraagt UWV werknemers en werkgevers alvast om toestemming voor de vereenvoudigde beoordeling.


De regeling is uitsluitend bedoeld voor werknemers van 60 jaar en ouder bij wie het recht op loon eindigt na 104 weken arbeidsongeschiktheid. 60-plussers die het einde van de wachttijd voor de WIA bereiken in de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 augustus 2025, vallen buiten de boot. Zij krijgen een sociaal-medische beoordeling op basis van de huidige wet- en regelgeving.

Meer beoordelingen, sneller duidelijkheid en minder kosten

De regeling wordt heringevoerd, omdat de grote achterstanden van UWV bij de sociaal-medische beoordelingen verder oplopen en er voorlopig geen zicht is op licht aan het einde van de tunnel. UWV verwacht dat door de maatregel zo’n 10.000 extra WIA-beoordelingen per jaar mogelijk zijn. Voor werknemers en werkgevers is het voordelig dat ze bij dit type beoordeling sneller duidelijkheid krijgen over de WIA-uitkering. Bovendien gaf in een onderzoek naar de eerdere 60-plusmaatregel 90% van de respondenten aan meer rust te hebben ervaren door de regeling.
Verder geldt dat uitkeringen op basis van de vereenvoudigde WIA-beoordeling niet aan publiek verzekerde werkgevers worden toegerekend via de premie voor de Werkhervattingskas (Whk), en ook niet aan eigenrisicodragers worden doorbelast. Dat scheelt organisaties dus kosten.

Bron: RendementOnline

31-7-2025 Uitstel van nieuwe wetgeving voor flexwerkers

In mei werd bij de Tweede Kamer het voorstel voor de Wet meer zekerheid flexwerkers ingediend. Het onderdeel dat al per 1 januari 2026 gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden voor uitzendkrachten zou moeten regelen, heeft vertraging opgelopen.

Zoals de naam van het wetsvoorstel al suggereert, bevat het maatregelen om flexwerkers meer zekerheid te geven. Flexwerkers zijn in dit geval werknemers met een tijdelijke arbeidsovereenkomst, oproepkrachten en uitzendkrachten. Voor uitzendkrachten wordt onder meer wettelijk bepaald dat ze recht hebben op ten minste dezelfde ‘essentiële arbeidsvoorwaarden’ en op gelijkwaardige niet-essentiële arbeidsvoorwaarden als werknemers in dienst van de inlener die hetzelfde werk verrichten (sociaal ontwikkelbedrijven uitgezonderd). Eventueel kan in de cao ook worden afgesproken dat het totaal aan arbeidsvoorwaarden gelijkwaardig moet zijn. In de nieuwe CAO voor Uitzendkrachten, die op 1 januari 2026 ingaat, is hier alvast op geanticipeerd.

1 januari 2026 is niet haalbaar door verkiezingen

Het plan was om de wettelijke regel ook op 1 januari 2026 in te voeren, maar demissionair minister Van Hijum van SZW meldt in een Kamerbrief dat die datum niet langer haalbaar is. Tijdige behandeling van het wetsvoorstel vóór het verkiezingsreces gaat niet meer lukken. Zijn intentie is nu om de regels voor gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden per 1 juli 2026 in werking te laten treden. De minister is hierbij wel afhankelijk van de voortgang in de Tweede en Eerste Kamer.

Geen wijziging van ingangsdatum andere maatregelen

Voor de andere maatregelen uit het wetsvoorstel blijft de beoogde ingangsdatum onveranderd, namelijk 1 januari 2027. Daarbij gaat het onder andere om de afschaffing van nulurencontracten, de introductie van het bandbreedtecontract en het verlengen van de onderbrekingstermijn voor de keten van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. De Tweede Kamer pakt de behandeling van dit wetsvoorstel na de zomer weer op; het is niet controversieel verklaard vanwege de verkiezingen.

Bron: RendementOnline

24-6-2025: Mag je iemand die weigert te re-integreren ontslaan? Dit zegt de rechter

Een zieke werknemer moet meewerken aan re-integratie. Maar wat gebeurt er als die medewerking structureel uitblijft? In een recente zaak geeft de kantonrechter Rotterdam een duidelijk oordeel.

Ziekte beschermt werknemers in principe tegen ontslag, maar dat ontslaat hen niet van hun re-integratieplicht. In de praktijk komt het geregeld voor dat werknemers onbereikbaar zijn, afspraken met de bedrijfsarts negeren of volledig stil blijven. Een loonsanctie kan soms uitkomst bieden, maar niet altijd.

Deze uitspraak laat zien dat ernstig verwijtbaar gedrag tijdens ziekte, onder omstandigheden kan leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.Wat speelde er?

De werknemer in kwestie is sinds januari 2022 in dienst bij Röntgen Technische Dienst B.V. (RTD), een technisch adviesbureau. Op 8 januari 2024 meldt de werknemer zich ziek. Vanaf dat moment ontstaan er spanningen rondom het re-integratieproces.

Moeizame re-integratie

Volgens RTD geeft de medewerker herhaaldelijk geen gehoor aan zijn re-integratieverplichtingen. Zo zou de medewerker slecht bereikbaar zijn voor zowel RTD als voor de arbodienst. Hij zou meerdere malen afspraken bij de bedrijfsarts hebben gemist en hij zou niet reageren op berichten van RTD.

Ondanks schriftelijke waarschuwingen, 2 loonopschortingen en een loonstop, onderneemt de werknemer geen actie. Gezien de moeizame voortgang vraagt RTD op 20 juni 2024 een deskundigenoordeel aan bij UWV. Dat oordeel volgt op 24 juni en het is duidelijk: de re-integratie-inspanningen van de werknemer zijn onvoldoende.

Ontbinding arbeidsovereenkomst

De arbeidsdeskundige oordeelt bovendien dat de eisen die RTD stelde, redelijk zijn. Volgens de verzekeringsarts van UWV is er voor de medewerker geen medische reden om zijn verplichtingen niet na te komen. Aan de hand van dit oordeel stapt RTD naar de kantonrechter met het verzoek om de arbeidsovereenkomst van de werknemer te ontbinden op grond van ernstig verwijtbaar handelen (e-grond).

De werknemer erkent dat hij niet heeft voldaan aan zijn re-integratieverplichtingen, maar vindt dat hem dat niet kwalijk mag worden genomen. De medewerker wijst op een onderliggend medisch probleem als verklaring voor zijn gedrag.

De zieke werknemer die onbereikbaar is

Wanneer een zieke werknemer alle communicatie verbreekt, kan het voor een werkgever ingewikkeld zijn om de volgende stap te bepalen. Door het opzegverbod bij ziekte, is ontslag niet vanzelfsprekend.

Als een werknemer structureel onbereikbaar blijft en weigert mee te werken, kan ontslag via de kantonrechter mogelijk zijn. Ontslag op staande voet is juridisch een zwaarder middel en komt alleen aan de orde bij bijkomende, ernstige omstandigheden. De rechter zal dan toetsen of eerst mildere maatregelen zijn ingezet.

Wat vindt de rechter?

De kantonrechter stelt vast dat de werknemer zich niet aan zijn verplichtingen heeft gehouden:

  • Hij was meermaals niet bereikbaar voor RTD en de arbodienst.
  • Hij verzuimde zich te melden bij de bedrijfsarts en meldde zich daarvoor ook niet af.
  • Waarschuwingen, loonopschorting en loonstop zorgden niet voor een blijvend effect.

Bovendien heeft de werknemer zelf erkend dat hij zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen.

Het argument van de werknemer dat een onderliggend medisch probleem de oorzaak was van zijn gedrag, vindt de rechter onvoldoende concreet. De medische situatie was nog niet duidelijk gediagnosticeerd en de werknemer was “nog zoekende” naar wat hem precies mankeerde.

Uit de getoonde medische informatie bleek wel dat er iets aan de hand was, maar daaruit volgde niet dat het hem zou belemmeren bij de re-integratie. Bovendien oordeelde UWV dat er geen medische reden was voor zijn afwezigheid en onbereikbaarheid.

Volgens de kantonrechter heeft RTD correct gehandeld. De werkgever had aantoonbaar schriftelijk gewaarschuwd en had meerdere loonsancties toegepast. Daarnaast is ook een deskundigenoordeel van UWV ingebracht. Daarin staat dat de werknemer onvoldoende heeft meegewerkt aan zijn re-integratie.

Naar aanleiding van het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat het gedrag van de werknemer ernstig verwijtbaar is. Dit houdt in dat RTD als werkgever geen transitievergoeding hoeft te betalen. De rechter besluit de arbeidsovereenkomst te ontbinden.

Bron: PW.

17-6-2025 Minister haalt oude WIA-maatregelen van stal

Demissionair minister Van Hijum van SZW heeft maatregelen aangekondigd die de oplopende achterstanden van UWV bij de sociaal-medische beoordelingen moeten afremmen. Het gaat om de 60-plusmaatregel, het ‘praktisch beoordelen’ en het leidend maken van het advies van de bedrijfsarts bij de RIV-toets.

De minister heeft de maatregelen aangekondigd in een Kamerbrief. Hierin verduidelijkt hij dat er steeds meer mensen een beroep doen op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, terwijl het aantal beoordelingen dat UWV naar verwachting per jaar kan doen terugloopt. Een aantal maatregelen moeten de druk op het arbeidsongeschiktheidsstelsel verlagen.

60-plusmaatregel tijdelijk terug

Eén van de kortetermijnmaatregelen is de tijdelijke herinvoering van de 60-plusmaatregel, van 1 september 2025 tot en met 31 augustus 2027. Dat betekent dat 60-plussers die in die periode 104 weken arbeidsongeschikt zijn, in aanmerking komen voor een WIA-beoordeling door alleen een arbeidsdeskundige. Deze vereenvoudigde WIA-beoordeling moet verzekeringsartsen vrijmaken voor andere sociaal-medische beoordelingen, zodat UWV jaarlijks zo’n 10.000 extra beoordelingen kan uitvoeren. Wil een werknemer of de werkgever een ‘normale’ WIA-beoordeling door een arbeidsdeskundige én een verzekeringsarts, dan kan dat. De oorspronkelijke maatregel werd per 2025 stopgezet, omdat het onder meer geen structurele oplossing bood voor de WIA-problematiek, maar de minister ziet zich nu toch genoodzaakt tot een hernieuwde invoering. 60-plussers die tussen de vorige en hernieuwde regeling vallen, kunnen geen gebruik maken van de vereenvoudigde WIA-beoordeling.

Medisch oordeel bedrijfsarts leidend bij RIV-toets

Voor de middellange termijn zijn er twee (mogelijke) maatregelen. De eerste is dat het ‘praktisch beoordelen’ structureel wordt gemaakt. Praktisch beoordelen houdt in dat UWV bij een WIA-beoordeling alleen nog kijkt naar het feitelijke verdienvermogen van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer en niet ook naar wat hij in theorie nog kan verdienen (de theoretische beoordeling). Deze manier van beoordelen, die oorspronkelijk werd ingevoerd voor de periode van 1 juli 2024 tot 1 juli 2027, moet UWV jaarlijks ruimte geven voor 3.000 tot 4.000 extra sociaal-medische beoordelingen.


De mogelijke tweede maatregel is het leidend maken van het medisch oordeel van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer bij de toets op het re-integratieverslag (RIV-toets). Dit moet loonsancties voor werkgevers vanwege een medisch verschil van inzicht tussen de verzekeringsarts van UWV en de bedrijfsarts voorkomen en de werkdruk op verzekeringsartsen verlagen (al is dit in beperkte mate). Het wetsvoorstel dat dit regelt werd eerder ingetrokken, maar wordt toch weer ingediend bij de Tweede Kamer. De minister streeft ernaar dit vóór de zomer van 2026 te doen.

Hervorming arbeidsongeschiktheidsstelsel

Minister van Hijum erkent dat de maatregelen een doekje voor het bloeden zijn en dat de achterstanden bij de sociaal-medische beoordelingen de komende jaren fors zullen oplopen, van ongeveer 100.000 wachtenden in 2027 tot zo’n 200.000 in 2030, alleen al voor de WIA-beoordeling. Hij blijft dan ook werken aan een voorstel voor het vereenvoudigen en verbeteren van het arbeidsongeschiktheidsstelsel. Vóór het eind van het jaar volgt er een update over de stand van zaken van deze hervorming aldus de minister.

Bron: RendementOnline